Het nageslacht zal Hem dienen, en aan de Heere toegeschreven worden tot in generaties. Zij zullen komen en Zijn gerechtigheid verkondigen aan het volk dat geboren zal worden, want Hij heeft het gedaan.
Psalm 22:31-32
Gebed in aanvechting
Een psalm van David, voor de koorleider, op ‘De hinde van de dageraad’.
Mijn God, mijn God, waarom hebt U mij verlaten, bent U ver van mijn verlossing, van de woorden van mijn jammerklacht? 3 Mijn God, ik roep overdag, maar U antwoordt niet, en ‘s nachts, maar ik vind geen stilte.
20 Maar U, HEERE, blijf niet ver weg; mijn sterkte, kom mij spoedig te hulp. 21 Red mijn ziel van het zwaard, mijn eenzame ziel van het geweld van de hond. 22 Verlos mij uit de muil van de leeuw en van de hoorns van de wilde ossen. Ja, U hebt mij verhoord.
23 Ik zal Uw Naam mijn broeders vertellen, in het midden van de gemeente zal ik U loven. 24 U die de HEERE vreest, loof Hem; alle nakomelingen van Jakob, vereer Hem; wees bevreesd voor Hem, alle nakomelingen van Israël.
25 Want Hij heeft de ellendige in zijn ellende niet veracht en niet verafschuwd; Hij heeft Zijn aangezicht niet voor hem verborgen, maar Hij heeft gehoord, toen hij tot Hem riep.
26 Van U zal mijn lof zijn in een grote gemeente, mijn geloften zal ik nakomen in bijzijn van wie Hem vrezen. 27 De zachtmoedigen zullen eten en verzadigd worden; wie de HEERE zoeken, zullen Hem loven. Uw hart zal voor eeuwig leven.
28 Alle einden der aarde zullen eraan denken en zich tot de HEERE bekeren: alle geslachten van de heidenvolken zullen zich voor Uw aangezicht neerbuigen. 29 Want het koningschap is van de HEERE, Hij heerst over de heidenvolken.
30 Alle groten der aarde zullen eten en zich neerbuigen. Allen die in het stof neerdalen en hun ziel niet in het leven kunnen behouden, zullen voor Zijn aangezicht neerbukken.
31 Het nageslacht zal Hem dienen, en aan de Heere toegeschreven worden tot in generaties. 32 Zij zullen komen en Zijn gerechtigheid verkondigen aan het volk dat geboren zal worden, want Hij heeft het gedaan.
Psalm 22:1-3 en 20-32
Vraag 1: David is op de vlucht en voelt zich alleen en verlaten, toch ziet David genoeg redenen om God te blijven dienen en prijzen. De weg naar die lofprijzing kan er soms wel één met tranen zijn. Roep jij God ook aan in benauwdheid?
Vraag 2: Er wordt in de dagtekst gesproken over het nageslacht dat Hem zal dienen, dit is een prachtige belofte. Tijdens doopdiensten beloven we als gemeente te bidden voor dit nageslacht en hen in woord en daad voor te gaan naar het koninkrijk van God. Zijn we hier ook buiten deze doopdiensten mee bezig?